Patrouille.

Kapitein Peter Meyer van de 10 WTAC voerde met tegenzin het bevel over patrouille ECHO FIVE. Hij zwoegde met zijn jeep door de Ardense sneeuwstorm. Boven de geluiden van de gierende wind en de neerzwiepende smeltende hagelstenen hoorde hij achter zich het paniekerige gejank van de andere voertuigen in hun pogingen om de slijkerige helling te overwinnen. Rotopdracht! En dan nog met een stelletje beunhazerige reserveofficieren. Daar was hij maar mooi ingetuind. "Rij jij maar voorop. Jij bent beroeps! Wij zijn MAAR reserve." Die commandant De Cuyper had dat nog zo stom niet bekeken. Door Meyertje voorop te laten rijden kreeg hij ook de volledige verantwoordelijkheid in zijn nek gekieperd om in dit hondenweer het rendez-vous punt te vinden. En ECHO FIVE was verdwaald en niet zo'n klein beetje. Eigenlijk was dat normaal. In zo'n klote omstandigheden vond je nog je eigen jeep niet terug als je je even durfde te verwijderen om te plassen. Laat staan dat je twee gecamoufleerde noodbarakken zou terugvinden. Alleen stom toeval kon hen helpen. Nu ja, ze waren in ieder geval in de buurt. Duimen dus maar. Nog even. Achter zich zag hij, door het hagelgordijn dat nu langzaam veranderde in striemende regen, de priemende koplampen van de achteropkomende colonne. De tweede jeep werd bestuurd door luitenant Peter Op De Beeck, in het burgerleven een verzekeringsmakelaar. Een leuke kerel en waarschijnlijk een goed officier, maar een barslechte chauffeur. Hij had zich al een keer of vier hopeloos vastgereden. Gelukkig was de veiligheidsofficier, luitenant Chris Vendredy hem elke keer met zijn manschappen ter hulp geschoten om hem uit de smurrie te trekken, maar dat kon niet blijven duren. De veiligheidssecties waren bekaf. De keurige tirailleursformaties van uit het begin van de avond waren nu gedegradeerd tot twee strompelende rijen zombies met de blik op oneindig en het verstand op nul. De jeep wipte hoog op zodat de vier wielen even door de lucht maalden. Kapitein Peter Meyer grijnsde. Hij kon zich indenken hoe Vendredy en zijn manschappen te voet sakkerend verderploeterden om gelijke tred te houden met de voertuigen. Hij zat tenminste droog. Verderop volgden de twee vrachtwagens met de rest van de manschappen en het materiaal. Beroepschauffeurs, dus geen enkel probleem. Tenslotte zag hij in de verte de dansende zoeklichten van de hotsebotsende gloednieuwe bombardierjeep waar commandant Erik De Cuyper achteloos was ingestapt. Normaal gezien was Peter Meyer van plan om met die jeep te rijden, maar De Cuyper had een krul meer, reserve of niet, dus daar kon je weinig tegen beginnen. En die salonmilitair reed niet zelf! Nee, natuurlijk niet. Mijnheer had een chauffeur opgevorderd en nog gekregen ook! Ze moesten helemaal stapelgek geworden zijn op de staf. Plots zag hij een schim naast zich opdoemen door het plenzende water. Tot driemaal toe moest de man pogingen doen om in de laadbak van de schokkende jeep te klimmen. Het was Chris Vendredy. Peter Meyer instrueerde zijn navigator de aangegeven richting te blijven volgen en sprong uit de jeep. Hij gromde woedend, want hij voelde onmiddellijk het ijskoude water zijn nieuwe smokevest drijfnat maken, terwijl de zompige modder zijn opgeblonken hogeschacht combatschoenen opslurpte. Terwijl hij zich aan boord slingerde trok de jeep plots op. Gelukkig kon hij zich aan de rolbeugel vastklampen. Met zijn handen glijdend langs de bovenkant van de rolbeugel en met zijn voeten schuivend om op de been te blijven kwam hij tot bij de pantserplaat waarachter de veiligheidsofficier enigszins beschutting had gevonden. Met zijn handen als een toeter voor zijn mond riep die hem iets onverstaanbaar toe. "Heb je er nog altijd niet genoeg van, luitenant?" Peter keek naar het water en de modder die over Chris' gezicht en in zijn mond liepen. Dat gezicht had een wrange, verbolgen uitdrukking. Het werd tijd dat ze er waren. Iedereen zat op zijn tandvlees, zoveel was wel duidelijk. Chris schudde zijn hoofd en trok dan Peter omlaag toen de jeep door een sparrenbos denderde. Woedende takken geselden hun rug. "De mannen hebben hun bekomst van dit weer! We moeten de oefening afblazen en een schuilplaats zoeken!"